Maite Karssenberg speurde haar kast af naar boeken die zij iedereen in thuisisolatie zou willen aanraden; om te reflecteren op eenzaamheid, de dominantie van het economisch grootbedrijf en de mens in crisistijd, maar vooral omdat ze zo lekker weglezen.

Irène Némirovsky
Storm in juni

Irène Némirovsky was de enige dochter van een Russisch-Joods echtpaar: een steenrijke bankier en zijn door haar eigen schoonheid geobsedeerde, labbekakkerige vrouw. Tijdens de Russische revolutie vluchtten ze en kwamen uiteindelijk in Parijs terecht, waar ze hun luxeleven weer oppakten. Irènes lievelingsboek was The Picture of Dorian Gray. Zelf begon zij op haar veertiende met schrijven. In Parijs ging ze van bal naar bal – ze was een wildebras, maar wel één met een heel scherp oog. Haar debuut David Golder werd een daverend succes. Storm in juni, over de chaos van de vluchtelingenstroom uit Parijs in juni 1940, is haar grootste werk, waarvan ze terecht vermoedde dat het postuum zou verschijnen. In 1942 werd ze vermoord in Auschwitz. Storm in juni is een zinderend, humoristisch verslag over hoe allerlei Franse families – berooid, gefortuneerd, en alles daar tussenin – verstrikt raken in de verwikkelingen van de exodus. Een prachtig dik boek om de huidige tijden mee te relativeren.

José Saramago
Het schijnbestaan

De stad der blinden is niet het enige boek van de Portugese Nobelprijswinnaar José Saramago dat het (her)lezen waard is in coronatijd; ook Het schijnbestaan verdient lezers. Het verhaal is eenvoudig (en een stuk minder luguber dan De stad): een traditionele pottenbakker en zijn gezin (inclusief een hond die Gevonden heet) komen in de problemen als het kolossale, hypermoderne winkelcentrum, ‘het Centrum’, zijn handgemaakte keramiek niet meer wil afnemen. Met moeite probeert de pottenbakker zich aan te passen, maar het is een verloren strijd. Het Centrum biedt een alternatieve realiteit en verzwelgt alles wat daarvan afwijkt als een draaikolk. Een verhaal over wat echt is en wat schijn, over precaire menselijke verhoudingen onder economische overmacht, in het typische doorstomende en niet-weg-te-leggen Saramago-proza.

Sylvain Tesson
Zes maanden in de Siberische wouden

Vergeet Thoreau – diens moeder bleek tenslotte op een steenworp afstand van zijn hutje te wonen en hem elke avond een bordje eten te brengen. Zes maanden in de Siberische wouden is echte spierballen-isolatieliteratuur. De Franse schrijver Sylvain Tesson sloot zich een halfjaar op in een blokhut in de bossen naast het Bajkalmeer in Siberië. Hij wilde weten hoe het was om als kluizenaar te leven. Hij nam zestig boeken mee en at als ik het me goed herinner vooral rijst met tabasco. Tesson blaast hoog van de toren over de geneugten van eenzaamheid, natuur en literatuur, maar is toch ook wel een beetje teleurgesteld als zijn vriendin het na een aantal maanden uitmaakt (ik geloof dat hij een sms kreeg op zijn satelliettelefoon). Een heel mooi boek dat je ondanks de pretentieuze auteur doet genieten van de eenzaamheid, ook als er geen beren, krakend ijs en Russen in de buurt zijn.

Gerelateerde artikelen